De jonge Pattiselanno kon goed leren en voetballen. Hij viel als voetballer het eerst op bij Westerkwartier en werd spoedig gescout door ADO. Na zijn overstap naar het Zuiderpark speelde hij aanvankelijk in het tweede elftal. In dit team onderscheidde hij zich als een technisch bekwame middenvelder. Pattiselanno was de verbindingsman tussen verdediging en aanval. Hij werkte hard, maar deed dit als het kon in een rustig tempo om alles goed te kunnen overzien en goed te kunnen passen.

Op 21 februari 1960 maakte Joop Pattiselanno zijn debuut in het eerste elftal van ADO, getraind door Rinus Loof, in de thuiswedstrijd tegen VVV (1-4). Het grootste deel van de ploeg bestond toen nog uit spelers, die in 1957 de Eredivisie bereikten zoals Mick Clavan, Theo Timmermans, Carol Schuurman en Lex Rijnvis. Zijn laatste competitiewedstrijd in het eerste team speelde Pattiselanno ook tegen VVV, dat op 16 oktober 1960 het Zuiderpark verliet met een zege van 2-0.

Joop Pattiselanno kwam voor het dilemma te staan te kiezen voor voetbal of werk. Hij koos voor zijn maatschappelijke loopbaan en verhuisde naar Zwitserland, waar hij ging werken als bouwkundig ingenieur. Daar is hij tot aan zijn heengaan blijven wonen. In Zwitserland vond hij zijn vrouw, stichtte een gezin en was inmiddels ook grootvader. ADO bleef hij altijd op de voet volgen. Met een zekere regelmaat kwam hij ook over naar Den Haag om wedstrijden te bekijken en oude vrienden te ontmoeten.

Ons medeleven gaat uit naar zijn familie, die wij alle sterkte wensen om het verdriet over het grote verlies te verwerken.